NOORD-LIMBURG - Gisteren heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een zaak over vergunningen die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan twee huisartsen heeft verleend om geneesmiddelen aan hun patiënten te verstrekken. Twee apothekers zijn het daar niet mee eens en hebben de zaak voorgelegd aan de bestuursrechter. De rechter heeft geoordeeld dat de vergunningen terecht zijn verleend.


Wat is er aan de hand?

De huisartsen hebben een huisartsenpraktijk in Kessel en hebben een vergunning aangevraagd voor verstrekking van geneesmiddelen omdat de afstand tussen de meest dichtbij gelegen apotheek (in Neer) en de meest dicht bij die apotheek wonende patiënt 4,6 kilometer bedraagt. Op grond van de geneesmiddelenwet wordt de vergunning verleend als de afstand meer dan 4,5 kilometer bedraagt.


Standpunt van de eisers

Twee apothekers zijn het

hier niet mee eens. Een van de apothekers is gevestigd in Neer, de ander in Reuver. De kortste afstand tussen de patiënten van de huisartsenpraktijk en de apotheek in Reuver is 26 kilometer over de weg en slechts enkele kilometers indien gebruik wordt gemaakt van het veer tussen Kessel en Beesel.

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het veer betrokken moet worden bij de toetsing aan het afstandcriterium. Volgens de apothekers is dat het geval. Dat zou ertoe leiden dat de vergunningen aan de huisartsenpraktijk niet hadden mogen worden verleend.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat bij de toetsing van het afstandcriterium het veer buiten toepassing moet worden gelaten. Het gaat namelijk om de afstandsbepaling over de openbare weg. Voor de uitleg van dit begrip heeft de Minister aansluiting mogen zoeken bij de Wegenverkeerswet 1994 en de Wegenwet. Een veerverbinding is geen (openbare) weg. Dat betekent dat de afstand over de weg moet worden bepaald. Omdat deze afstand 26 kilometer is en ook de afstand tot de apotheek in Neer meer dan 4,5 kilometer is, heeft de Minister de vergunningen voor de huisartsenpraktijk terecht verleend.